Wat vliegt daar plots over onze tuin,
met gestrekte hals zo galant.
Ze maakt een paar rondjes schuin
en dan: ‘Oh nee, ze landt.’
Ik ren vlug naar buiten,
‘Ik hoef niet meer, het is genoeg!’
Roep ik snel naar het landende beest.
‘Mijn huis is vol en helemaal compleet.’
Ze kijkt me aan,
ik val stil en zie;
prachtige ogen met zwarte traan,
beeld vol met poëzie.
Het zwart, wit en vrolijk rood,
wordt gezien als brenger van geluk,
of waarschuwer in nood.
En nee,
ze komt niet voor mij,
het is helemaal oké.
In de straat even verderop,
had ze haar handen al vol aan twee.